| Home | Geschiedenis | Vroeger | Eigen computers | Werk


Werk

Leeuwenhorst Congres Centrum

Datapoint

In 1987 kwam ik bij Leeuwenhorst Congres Centrum te werken. Mijn werk zou voor 10% uit computerwerk bestaan. Die computer was een Datapoint 'mini' computer. Dat mini sloeg op het feit dat het geen mainframe was.

Aan die computer waren een stuk of zes terminals aangesloten via een RS-232 verbinding. Dat was een directe verbinding met de computer waar 9600 bits per seconde door konden, dus 9600 / 8 = 1200 tekens per seconde. Dat was snel genoeg, want iets anders dan groene letters kwamen er niet op het scherm. Op deze Datapoint computer draaide de hotel software waar reserveringen in bijgehouden werden.

Bij sommige opdrachten, zoals printen, moesten alle andere gebruikers gebeld worden dat het systeem er even uit lag. Printen kon maar door een gebruiker tegelijk. Hoeveel intern geheugen in het apparaat zat weet ik niet, wel dat er een harde schijf van 10Mb aan hing.

Een jaar of twee later werd de boel uitgebreid. Er kwam een aparte fileserver met wel 64Mb schijf. Dit was eigenlijk te groot voor het besturingssysteem, dus was de schijf opgedeeld in vijf schijven. Daarnaast kwamen twee computers waar de terminals aan hingen. Er waren nog een paar terminals bij gekomen.

Het werk van de secretaresses werd gedaan door twee Olivetti tekstverwerkers. De brieven en andere documenten werden op 5.25" floppy’s gezet. Deze floppy’s waren door geen enkele andere computer te lezen.

PC’s

Inmiddels was er ook een PC met ms-dos de afdeling op gekomen. Er zat een harde schijf in van 40Mb. Dat was veel te veel voor ms-dos, de schijf werd in twee partities verdeeld, een van 32Mb, een andere met 8Mb. Deze computer heeft de eerste maanden dienst gedaan als terminal, daarna kwam er een boekhoudprogramma op. Later kocht ik turbo-pascal en Foxpro, die pasten makkelijk op de 8Mb partitie. Er zat 1Mb geheugen in de computer, eigenlijk was daar maar 640K bruikbaar van.

Nog een jaar of twee later kwam de eerste fileserver binnen. Het was een Novell 3 server. Speciaal voor de ms-dos computers. De Olivetti’s werden vervangen door gewone PC’s, er kwam een Arcnet netwerk. Afkomstig van Datapoint, dat kon zo’n 2Mb aan, ruim voldoende.

In 1992 volgde een tweede fileserver, een Tulip met 16Mb geheugen en een dubbel uitgevoerde schijf van 500Mb. In die fileserver zat een Intel 486 chip die zo vreselijk snel was, 50MHz, dat er vermoedelijk quantumproblemen gingen optreden, zei de leverancier.

De Datapoint computers werden vervangen, de hotel software kon voortaan draaien op de PC’s. Er was geen echte database, de software schreef direct naar een aantal bestanden. Het geheel was in Databus geprogrammeerd, op de PC’s heette dit programma DB/C. Toen ik het voor het eerst zag, leek het een soort assembler.

Het netwerk werd vervangen door een cat5 netwerk met tcp/ip. Vanwege de afstand werden er een paar coax kabels gebruikt die van de server naar de hubs liepen. Dit netwerk kon zowaar 10Mb aan.

E-mail

In 1994 kwam de e-mail het bedrijf binnen. Via de Novell Gebruikers Groep had ik een script gevonden dat met UUCP e-mail kon ophalen en versturen. Een batfiletje controleerde elke uur of er e-mail was en haalde het dan op. Als er e-mail verstuurd moest worden gebeurde dat binnen vijf minuten.

Overbodig te zeggen dat de e-mail verstuurd werd via een modem. Ik maakte mij zorgen om de telefoonkosten, maar daar heb ik nooit iemand over gehoord.

In 1995 vertrok ik. Na mijn vertrek bleek op een mooie avond dat de e-mail niet meer werkte. Mijn opvolger wilde 's avonds wel eens internetten, dus had hij het modem gewoon mee naar huis genomen. Hij had niet in de gaten dat hij de communicatie met de buitenwereld stil had gelegd.

Op het moment van mijn vertrek draaiden alle computers nog gewoon MS-dos. Mijn PC had een testversie van Windows 3 met dual boot. Ik had ook Linux geïnstalleerd.

Falcon

Windows 3

Bij Falcon waren ze op sommige gebieden iets verder. Daar had iedereen Windows 3 en zo’n reusachtig beeldscherm. Ik programmeerde daar al snel in Delphi, dat leek erg op turbo-pascal, maar was geschikt voor Windows.

Het echte werk gebeurde op een AS/400 waar een aantal collega’s de programma’s voor schreef. Dat gebeurde in RPG, niet veel beter dan het Databus van Leeuwenhorst. Mijn leidinggevende keer redelijk neer op de PC programmeurs, hij vond een PC meer iets voor een amateur. Pas toen ik een Java programma op de AS/400 had laten draaien werd ik met iets meer respect behandeld.

E-mail was daar nog niet doorgedrongen. De mensen die het voor het zeggen hadden, hielden dat tegen. Ongestructureerde informatie was dat, dat moest je niet binnen een bedrijf hebben.

Java

In 1999 begon ik met Java programmeren. Java 1.2 was net uit en leek een hele hype te worden. We hadden nog een losse internet PC staan met een modem. Daar downloadde ik Java op, het was 20Mb, dus 20 floppy’s.

Met een collega zou ik een begin maken met het omzetten van de polisadministratie van de AS/400 naar Java. IBM had daar een fantastisch framework voor: San Francisco. Ik kon met die collega een week naar Engeland voor een cursus San Francisco. Wij gingen er druk mee aan de gang, maar binnen een jaar werd het project afgeblazen, San Francisco bleek waanzinnig duur. Het was ook mateloos ingewikkeld, waarschijnlijk was het nooit gelukt om er iets fatsoenlijks in te schrijven.

Op een mooi moment mocht ik af en toe ook thuis werken. Internet was nog niet geschikt om data mee te nemen, dus kreeg ik een USB stick met een inhoud van 64Mb. Daar had ik meer dan genoeg aan.